Afgelopen week werd met 81 tegen 75 stemmen de motie Stoffer c.s. aangenomen in de Tweede Kamer. De motie richt zich op belangenorganisaties die een rechtszaak beginnen tegen de staat. De motie werd ingediend door Kamerlid Chris Stoffer van de SGP, die samen met de partijen BBB en JA21 voorstelde te ‘verkennen in hoeverre voor belangenorganisaties
met een ideëel doel op grond van artikel 3:305a BW nadere vereisten aan representativiteit gesteld moeten worden’. Hiermee wordt gedoeld op maatschappelijke (klimaat)belangenorganisaties zoals Urgenda, Milieudefensie en Mobilisation for the Environment (MOB). Verbazend genoeg stemden ook de fracties van VVD en CDA vóór. Het lijkt alsof Kamerleden niet snappen hoe het zorgvuldig opgebouwde rechtssysteem van massaclaimafwikkeling precies werkt.
Desdochters
Omdat in onze samenleving grote behoefte bestond om als organisatie namens een groep gedupeerden naar de rechter te kunnen stappen, is in 1994 artikel 3:305a BW in het leven geroepen via de invoering van de Wet collectieve actie. De schrijnende verhalen van desdochters in de jaren tachtig vormden reden voor een aanpassing van het proces. Deze dochters kregen door het desmedicijn dat hun moeders hadden gebruikt ernstige lichamelijke afwijkingen. Het proces kostte ieder veel tijd, geld en emotionele energie. Dat gold overigens ook voor de gedaagde partij en de rechters. De procederende partijen kwamen tot de slotsom dat een algemeenverbindendverklaring van een massaclaimschikking de oplossing voor hun conflict zou kunnen bieden. Hierop werd de Wet collectieve afwikkeling massaschade ontwikkeld en deze trad in 2005 in werking. In 2020 werd een laatste aanpassing doorgevoerd: de mogelijkheid om in een collectieve actie schadevergoeding in geld te vorderen. Een bijzonder effectieve en efficiënte afwikkeling van massaclaims was geboren, geïnspireerd op het Amerikaanse afwikkelingsmodel.
Democratische rechtsstaat kan niet zonder vertrouwen in rechters. Juist dat vertrouwen lijkt er steeds minder te zijn.
De afwikkeling van massaclaims verloopt in Nederland via het privaatrecht. Hierdoor is het een geschil tussen twee partijen: een claimorganisatie, ideëel of commercieel, en een gedaagde, de mogelijke veroorzaker van de schade. Een belang van een derde wordt daarom in principe niet meegenomen in het eindresultaat van een massaclaim , terwijl zo’n claim soms ook wel derden kan raken. De motie-indieners lijken verward te zijn over de vraag of een massaclaim nu een privaatrechtelijke of een bestuursrechtelijke kwestie is.
Knopen doorhakken
De vraag is of de meerderheid van de fracties in de Tweede Kamer werkelijk zorgen heeft over de representativiteit van claimende belangenclubs. Zij wekken de schijn het moeilijker te willen maken voor organisaties als Urgenda om de Nederlandse staat bij de rechter aan gemaakte afspraken te houden. Wat hier speelt, is dat de politiek het lastig vindt als een rechter tot een duidelijke uitspraak komt in een dossier waar de politiek zelf lange tijd geen knopen heeft durven of kunnen doorhakken.
Het stellen van extra eisen aan de representativiteit is een vreemde vraag. Immers, in het door de wetgever zelf opgestelde proces wordt de representativiteit in samenhang met andere vereisten door de rechter zorgvuldig getoetst. Piketpaaltjes waar de motie-indieners om vragen zijn in jurisprudentie, wetenschappelijke literatuur en wetboek terug te vinden. Dus wat willen zij nog meer? Of hebben de motie-indieners geen vertrouwen in onze rechters?
Een democratische rechtsstaat kan niet zonder vertrouwen in rechters. En juist dat vertrouwen lijkt er, zelfs in de Tweede Kamer, steeds minder te zijn. Dit baart zorgen, die worden bevestigd door onderzoek naar dalend vertrouwen in de instituties, zoals van onderzoeksinstituut Edelman Trust. Dat zulk afnemend vertrouwen risicovol is, leren we van de Amerikaanse hoogleraar geschiedenis Timothy Snyder van Yale University. In zijn recente boek Over tirannie legt hij uit dat de meeste mensen de democratie voor lief nemen. We achten onze instituties stabiel genoeg om antidemocratische aanvallen af te slaan. De geschiedenis leert dat we ons hierin flink kunnen vergissen.
Als we deze lessen toepassen op de recente Haagse motie, betekent dit dat de politiek de maatschappelijke belangenclubs zoveel mogelijk ruimte moet bieden. Overwegend bestaan zij uit professionals die met passie hun vak uitoefenen, gebaseerd op feiten en (internationale) wetgeving en verdragen. Ze volgen verder keurig de door de politiek zelf opgestelde wettelijke vereisten om hun belangen te behartigen. Ze zorgen voor een gezonde spiegel op ons gedrag en zijn onze luis in de pels.
Koester, kortom, deze organisaties, ook als zij de rechter vragen een oordeel uit te spreken over het handelen (of het gebrek daaraan) van de Nederlandse staat. Vertrouw daarbij op onze instituties en de rechtsstaat. Zo waarborgen we dat Nederland nooit een tirannie kan worden.
Bonne van Hattum is universitair docent aan Nyenrode Business Universiteit en de Universiteit van Amsterdam en oprichter van adviesbureau The Evaluators . Tineke Lambooy is hoogleraar Ondernemings- recht aan Nyenrode Business Universiteit.
Dit artikel verscheen eerder in het Financieele Dagblad van 1 maart 2023 (pagina 25)
Illustratie: Hein de Kort voor het Financieele Dagblad